De midwinterhoorn

Een midwinterhoorn is een oud blaasinstrument dat heden ten dage nog wordt gebruikt in Twente, de Veluwe, Westerwolde, Oldendiever en de Achterhoek en op sommige plaatsen in Duitsland vlak over de grens. Het lijkt het meest op een alpenhoorn. Het is een licht gebogen hoorn van berken- elzen- of wilgenhout, op ambachtelijke manier gemaakt met een mondstuk, de hap, van vlierhout of een andere houtsoort, waarop een monotone melodie wordt geblazen, soms boven een waterput om het geluid te versterken. Men blaast meestal als het schemert. Het geluid draagt ver, wie het eenmaal gehoord heeft vergeet het nooit meer. Het is vooral in de schemering een stemmig geluid.
In Twente en de Achterhoek wordt alleen geblazen tussen de eerste zondag van de Advent (“anbloazen”) en Driekoningen (6 januari, “afbloazen”).
Hoewel de hoorn van hout is gemaakt, wordt hij gerekend tot de koperen blaasinstrumenten.
De toon wordt gevormd door de spanning van de lippen.
Er kunnen dan ook alleen natuurtonen worden voortgebracht, bijvoorbeeld G-c-e-g.

De vorm van de hoorn doet denken aan de Carnyx van de Kelten.
Hiervan zijn bij opgravingen diverse exemplaren tevoorschijn gekomen in onder meer Schotland en Frankrijk.

Tegenwoordig

Zoals zovele tradities is het midwinterhoornblazen gekerstend. Nu speelt men om de geboorte van Jezus aan te kondigen.
In Twente en de Achterhoek worden tegenwoordig tussen de eerste zondag van de Advent en Driekoningen (6 januari) demonstraties midwinterhoornblazen gegeven en zijn er elk jaar speciale wandeltochten waar op diverse plaatsen blazers staan opgesteld. De blazers spelen om beurten, het is niet correct te blazen als een andere blazer speelt.

Geschiedenis

Het midwinterhoornblazen is een oud Twents gebruik. De eerste gegevens hierover stammen al uit de 15e eeuw. Dit is onder andere te lezen in de boekjes van het midwinterhoornblazen die geschreven zijn door Drs. Everhart Jans uit Almelo. In een bibliotheek in de Duitse stad Münster daar bevind zich een oud boekwerk uit de 15e eeuw waarin al over het Midwinterhoornblazen geschreven werd. Er zijn aanwijzingen, dat het gebruik van het midwinterhoornblazen al veel ouder moet zijn. Uit opgravingen is gebleken dat de hoorn mogelijk al een Keltische oorsprong heeft. Het midwinterhoornblazen is van oorsprong een niet ‘’christelijk gebruik,,. Vroeger dacht men dat de langdurende duisternis in de wintertijd het werk zou zijn van boze geesten. Men geloofde in die tijd dat die boze geesten zich ophielden in de bomen zonder bladeren. Door te blazen op de eigengemaakte (midwinter)hoorns dacht men die boze geesten te kunnen verdrijven en daarmee de “Zonnewende”aan te kondigen. En ja hoor, het werkte.

Vervaardiging

Een midwinterhoorn wordt gemaakt van een berken- elzen- of wilgenstam die al van  nature een bepaalde kromming heeft. Na het schillen van de bast wordt de stam in twee delen gezaagd en over de gehele lengte uitgehold. Als mondstuk wordt een klein stukje speciaal gesneden vlierhout of een andere houtsoort gebruikt, waarvan de kern makkelijk verwijderd kan worden. Het mondstuk, de hap, wordt schuin afgesneden, zodat er tegen de zijkant van de hoorn wordt geblazen. Ook komen er mondstukken voor die bijna recht zijn afgesneden en waar de lippen meer voor de hap zitten.

Er bestaan “droge” hoorns en “natte” hoorns.
Bij droge hoorns zijn de twee hoornhelften met houtlijm weer met elkaar verbonden.
Bij natte hoorns legt men op de zaagsnede een mattenbies en worden de hoornhelften met hoepels van bies tegen elkaar gebonden. Om ze luchtdicht te krijgen worden deze hoorns daarna in een waterput gehangen, zodat door het opzwellen van bies en hout alle naden zich luchtdicht sluiten. Deze hoorn moet ook onder water bewaard worden. Dit is ook de reden dat er boven een put wordt geblazen.

error: Inhoud is geschermd !!